Hoe we pensioenen rechtvaardiger maken

Opinie Jef Maes

Jef Maes is ex-topman van het ABVV. Hij is de auteur van Eindeloopbaangids en Uw sociale zekerheid in gevaar

De eerste pensioenhervorming van Vivaldi heeft gezorgd voor een echte opwaardering van de pensioenen van werknemers en zelfstandigen. Zo werden de minima en de inkomensgarantie voor ouderen met 15 procent verhoogd boven op de index, zodat alle gepensioneerden zich vanaf 2024 voor het eerst in onze geschiedenis boven de armoedenorm zullen bevinden.

Maar de pensioenhervorming van juli liep af met een sisser. Het Planbureau concludeerde dat ze 0,1 procent bbp kostte, waardoor Europa de regering dwong tot herkansing. Meer rechtvaardigheid kan, als links en rechts bereid zijn een aantal dogma’s opzij te zetten.

De vorige regering heeft het moeilijker gemaakt om vervroegd met pensioen te gaan. ‘Zware beroepen’ zouden uitzonderingen krijgen, maar deze belofte werd niet nagekomen. Kortgeschoolden die meestal in een zwaar beroep terechtkomen (schoonmaaksters, bouwvakkers, ongeschoolde arbeiders), moeten langer werken (43 à 44 jaar) om op vervroegd pensioen te kunnen dan wie langer gestudeerd heeft (42 jaar).

Vanaf 1983 werd de verplichte schoolleeftijd op 18 gebracht. Daardoor kunnen deze kortgeschoolden vanaf 2025 niet meer aan 43 of 44 loopbaanjaren komen tegen hun zestigste, waardoor de feitelijke leeftijd om met vervroegd pensioen te kunnen voor zware beroepen stijgt naar 62 jaar.

De enige mogelijkheid om nog op 60 te kunnen stoppen met werken, is dan het SWT (het vroegere brugpensioen). Dat is goedkoper dan werkloosheid, en alleen nog weggelegd voor wie 40 voltijdse jaren gewerkt heeft, of voor wie lang een zwaar beroep had (wisselende ploegen, 20 jaar nachtarbeid of arbeider in de bouwsector). Maar de vorige regering heeft voor deze groepen de verplichting ingevoerd om “aangepast beschikbaar” voor de arbeidsmarkt te blijven. De SWT’ers in Vlaanderen moeten sindsdien van de VDAB constant solliciteren en nutteloze cursussen volgen, wat veel geld kost, maar nauwelijks of geen mensen weer aan het werk brengt.

Ik pleit ervoor om de lat gelijk te leggen: een loopbaanvoorwaarde voor vervroegd pensioen van 42 jaar voor iedereen, en SWT’ers van 60 jaar of meer gelijk behandelen met andere gepensioneerden. Liberalen en cd&v zouden hier hun beloften voor de zware beroepen kunnen waarmaken.

GELIJKE BEHANDELING IN GELIJKE OMSTANDIGHEDEN
Nu heeft zo’n 40 procent van de ambtenaren een ‘preferentiële tantième’, wat wil zeggen dat hun pensioenbedrag én het aantal loopbaanjaren vereist om vervroegd met pensioen te kunnen gaan vermenigvuldigd worden met een coëfficiënt.

Preferentiële tantièmes om vervroegd met pensioen te kunnen gaan, zijn verdedigbaar voor ambtenaren met zware beroepen. Dat is vergelijkbaar met SWT: mensen met moeilijke uurroosters (rijdend personeel bij de NMBS, postbodes, cipiers of brandweerlui) of mensen die met kwetsbare groepen werken (kleuterleidsters, bso).

Ze zijn evenwel moeilijk verdedigbaar voor wie in dezelfde werksituatie zit als gewone werknemers. Een job op het hoofdkantoor van de NMBS of Infrabel verschilt niet met een job in een ander kantoor.

Waarom mogen professoren, magistraten, leerkrachten en politici vroeger op pensioen dan anderen? Socialisten en groenen zouden de lat gelijk kunnen leggen: vervroegd pensioen mogelijk vanaf 42 loopbaanjaren, mét enkel uitzonderingen voor de zware beroepen.

 

bron: Hoe we pensioenen rechtvaardiger maken | De Morgen